07.05.2016

Anna Rispoli Brussel

Vorrei tanto tornare a casa ancora una volta (2009-2016 Rémolition)

performance

Les Brigittines

In 2009 werd in de Marollen, in nauwe samenwerking met de bewoners van het appartementsgebouw Brigittines-Visitandines (Brusselse Haard), de eerste aflevering gecreëerd van de performance Vorrei tanto tornare a casa. Die huiselijke lichtshow toverde de ramen van een woontoren om tot de instrumenten van een lichtorkest dat door de bewoners zelf werd bediend. De performance stond stil bij de vraag hoe het mogelijk is om in de dichte stedelijke bebouwing samen te leven. Zeven jaar na de creatie kent dit staaltje van openbare kunst een hergeboorte. Of liever, met de woorden van architect Lucien Kroll, een ‘rémolition’ (‘her-sloop’): het wordt van onderaf weer opgebouwd en weerspiegelt de complexiteit van de individuele levens van de honderden betrokkenen. Hoe is Brussel in de loop van die zeven jaar veranderd? Hoe is onze kijk op de stad veranderd en voor welke uitdagingen stelt het samenleven ons vandaag de dag? In welke mate kan een tijdelijk kunstwerk een indruk nalaten in het collectief geheugen van een groep bewoners? Voor Anna Rispoli ‘lijkt het in deze crisistijd meer dan ooit belangrijk om stil te staan bij de mogelijkheid om zich te confronteren met het anders-zijn en met de utopie van het samenleven’.

Ook te zien
Publiek nagesprek onder leiding van Daniel Blanga-Gubbay
8/05 – 18:00 (Les Brigittines, Aquarium)

read more

Vorrei tanto tornare a casa ancora una volta

Wanneer je bij Jan binnenkomt, waan je je in een kruidentuin. Honderden planten verdringen zich voor het licht dat door het enige raam naar binnen valt en werpen schaduwen over de grote kast vol experimentele jaren ’70-rockplaten en erotische strips. ‘De saus van het leven: fesseset feuilles’ zegt Jan lachend. ‘Maar dat begrijpen ze hier niet, want door de nieuwe Monotheïstische Internationale zijn het allemaal schijnheiligaards geworden. Ik trek me er niets van aan. Ik ben al één keer aan de dood ontsnapt en nu blijf ik lachen. Dat neemt niemand me nog af.’

Mevrouw Moreno woont hier al sinds het gebouw in 1974 werd neergeplant. Ze toont me de foto’s van haar hond. ‘Vroeger was het een prestigieus gebouw, met liften en warm water. Vroeger, voordat de Arabieren kwamen, kende ik iedereen. Nu kan je niet eens met een gerust hart de gang op, want je buren zouden je kunnen bestelen. Het is de schuld van de immigratie’, zegt ze, in gedachten verzonken. Kennelijk is ze vergeten dat ze hier ooit zelf met de bus uit Spanje aankwam.

Op de vierde verdieping doet nooit iemand open. Binnen hoor ik gedruppel. Misschien is de conciërge vergeten me te zeggen dat dit appartement leeg staat. Pas wanneer ik voor de zesde of zevende keer aanklop, opent een stokoude man de deur. Een Vietnamees. Hij begrijpt niet goed wat ik zeg. Kunstenares? Iemand van het OCMW, bedoel je? Kom je voor die vochtvlek? Kom toch binnen. In de flat is het pikdonker en leeg. Op de hoek van een tafel brandt slechts één lampje. In deze vochtige omgeving lijken de omtrekken van de wanden te vervagen. Ik ontwaar iemand die in een hoek zit, een meisje. Ze zegt geen woord, ze is aan het naaien. Het water blijft van de muur druppelen.

Ik loop door de lange raamloze gangen met flikkerende neonlampen en brandwerende deuren. Ik moet denken aan het verslag van de sociaal assistente. In het allegaartje van individuen en gezinnen die in het gebouw huizen ziet zij een ‘gemeenschap van bewoners’.

De eerste keer dat ik binnenkom bij de Moustars biedt mevrouw me meteen pantoffels aan. Het tweekamerappartement met keuken lijkt op een snoepdoos. De zetels lijken wel karamellen, bedekt met cellofaanpapier dat er wellicht wordt afgehaald wanneer de familie op bezoek komt. Aan het plafond hangt een druppelhanglamp, het behangpapier is roze en de tweelingzusjes zijn gekleed in bij elkaar passende kleuren… Ik kan me maar moeilijk voorstellen dat mevrouw Moustar op een dag, tot wanhoop gedreven door het lawaai van de onderburen, uit protest op de gasleiding begint te kloppen en dan ’s nachts opstaat, aanbelt en, als de deur opengaat, de buurvrouw in haar oog slaat met de hak van haar schoen.

De elf verdiepingen van de woontoren Brigittines-Visitandines herbergen 143 parallelle werelden, opeengestapeld in een compact volume dat beheerd wordt door de Brusselse Haard. Terwijl ik me probeer te oriënteren in de wirwar van trappen, kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat ‘gemeenschap’ veeleer een streven dan een realiteit is in dit grote gebouw, dat inderhaast werd opgetrokken als tijdelijke oplossing voor de afbraak van La Jonction – het zou maar voor tien jaar zijn.

Deze virtuele gemeenschap heeft niets te zeggen over het beheer van de ruimte, noch over de vertegenwoordiging van de bewoners. Maar ze zouden toch wel erkenning kunnen eisen voor de dagelijkse tekortkomingen ten opzichte van de verplichte stedenbouwkundigen normen.

Proberen de ander zo intensief mogelijk te ervaren, ondanks die frustrerende behoefte aan isolement. Me inbeelden hoe de buurman hiernaast, of boven of onder mij, door de kamer loopt. Hoe hij de muren aanraakt die hem van mij scheiden, hoe hij de functies van de woning activeert, hoe hij de elektrische snufjes van deze onwaarschijnlijke woonmachine in werking zet, hoe hij in zijn nopjes is met de huishoudelijke technologie – als we het moeten geloven hét bewijs dat de controle van de mens over zijn omgeving niet alleen voor de rijken is weggelegd. Kijk, nu doet hij het licht aan, nu komt het water uit de kraan, nu is het warmer en nu ben ik eindelijk alleen.

We koesteren tegenwoordig maar al te graag de illusie dat we meester zijn over ons lot. Die misvatting illustreert niet zozeer de mislukking van de modernistische vooruitgangsdroom (alsof de samenleving op een harmonieuze Noord-Koreaanse choreografie had moeten lijken). Nee, het gaat hier veeleer over een idee over het leven in de stad dat plots ontwaakt, terwijl het allang volwassen is. En dat op een moment wanneer het conflict al deel uitmaakt van zowel het samenleven als het samenwerken.

Op een dag in 2008 kreeg ik de ingeving dat deze sociale opeenhoping haar stilzwijgende aanwezigheid, haar ‘actieve afzijdigheid’ zou kunnen omzetten in een vorm van ongehoorzaamheid en verzet tegen de gang van zaken. Met de medewerking van de bewoners van de Brusselse Haard Brigittines-Visitandines ging in mei 2009 de eerste aflevering in première van de architectuurperformance Vorrei tanto tornare a casa (Ik wil zo graag naar huis terug en dat de lift werkt).

Sindsdien vonden verscheidene acties plaats in en rond het gebouw, maar ook in de hoofden van de bewoners: de oprichting van het bewonerscomité van het blok, de stedelijke moestuin op de binnenplaats, Plantations, Aquarium, Marollywood, de openstelling voor de buurtbewoners van de tuin van Les Brigittines, de gewonnen strijd voor een sociaal assistent die door de Haard betaald wordt, de liften die nu werken, het afsluiten van de brandtrappen waarin zich vroeger straatbendes ophielden, het verzet van volwassenen en kinderen tegen het ombouwen van hun speeltuin tot een ondergrondse parkeergarage … maar ook de aanslagen in Zaventem en Maalbeek, de Molenbeek-bashing …

Francesca speelde een seizoen lang in de eerste divisie van het vrouwenvoetbal, Brahim speelde mee in de film Black. Hakima, Yassine, Christine, Sofiane, Sirazo, Thierry, Ahmed, Esmeralda & Diego geven nu rondleidingen door de buurt. Laurent nam afscheid van ons met een fles die onder zijn bed verstopt zat. Sam de-beste-ijsverkoper-van-de-wereld opende zijn eigen atelier op het gelijkvloers en Maria verliet eindelijk haar gewelddadige vriend. Het gulle Soedanese gezin vol vertrouwen woont nog steeds in het gebouw. Maar wie kan zeggen of Youssef een baan zal vinden en of Syrië echt iets te maken had met het feit dat Halima zich van het balkon liet vallen… We vernamen dit vreselijke nieuws tijdens de voorbereidingen; uiteindelijk hebben we er met alle betrokkenen voor gekozen om door te gaan en dit transformatieritueel aan haar op te dragen.

Architect Lucien Kroll geeft voorkeur aan de term ‘rémolition’ (herbraak): we bouwen nooit op een schone lei, maar veeleer op een steeds wisselend complex van ruïnes en levende wezens. Wie kan zeggen of openbare kunst het vermogen heeft de maatschappij te ‘maken’? Het kunstwerk alleen zal zeker onvoldoende zijn, maar je bent er toch steeds meer van overtuigd dat het heden gemaakt wordt door vrouwen, mannen, mensen die het vermogen hebben om simpelweg de televisie uit te zetten, de gordijnen open te trekken, allen samen een licht aan te steken, elkaar van buitenaf aan te kijken.

Bovenal, die mensen verdienen met meer rechtvaardigheid, waardigheid en belangstelling benaderd te worden dan wat hen nu ten deel valt: verzinsels van de media, machtsvertoon van de politie en het polariseren van bevolkingsgroepen.

De performance is in 2016 dezelfde als in 2009. Wat in de tussentijd is veranderd, zijn de stad eromheen en zijn bewoners: Brussel als stille getuige van twee momenten in de tijd die relatief dicht bij elkaar liggen en toch al zo ver van elkaar verwijderd lijken.

*deze tekst bevat fragmenten uit ‘In Media Res’, The Time We Share, 2015

Een project van

Anna Rispoli

In samenwerking met

Flore Grassiot/Marollywood

Assistent

Mathilde Florica

Met de medewerking van

de inwoners van de Brusselse Haard Brigittines - Visitandines

Tuned car

Jonathan Wuyts - Team maximum spl

Media partner

Radio Campus 92.1

Dank aan

Tunix, Luce Goutelle, Jeanne Boute, Gaia Carabillo, Irena Radmanovic, Livia Cahn

Presentatie

Kunstenfestivaldesarts, Les Brigittines

website by lvh