In de tekst Hydrofeminisme met de ondertitel Bodies of Water beschrijft Astrida Neimanis hoe het voor een lichaam onmogelijk is om autonoom te functioneren. Ze schrijft “We zijn waterlichamen”, het water vloeit van het ene naar het andere lichaam, van de ene soort naar de andere. We ademen water in dat door anderen werd uitgestoten. We zweten, we drinken opnieuw, in een voortdurende circulatie tussen lichamen. Deze vaststelling stelt ons gebruik van het woord “ik” op de proef. Wat als de pandemie vandaag niet louter een onverwachtse besmetting is, maar ook iets wat het reeds aanwezige, onzichtbare blootlegt? We zijn, als waterlichamen, in een staat van permanente besmetting, telkens opnieuw stromen we in en door andere organismen. Tijdens deze editie van Kunstenfestivaldesarts ligt de klemtoon op besmetting, in rouw voor alles wat we verloren hebben en in het verlangen om deze periode te overstijgen. Besmetting komt niet alleen voor als een te bestrijden noodsituatie maar ook als een fundamenteel onderdeel van ons bestaan in de wereld.

Tijdens deze festivaleditie staat de stad als een niet-homogene ruimte centraal, met werk van kunstenaars die er leven, of die er vanop een afstand over getuigen. Chassol stelt zijn nieuwe album vol linguïstische contaminaties en sonische polyfonieën voor in het hart van Brussel. Mariano Pensotti maakt een blauwdruk van de stad vanuit het leven van zes toeschouwers in de stad en de invloed dat een theaterstuk op hen nalaat. Lina Lapelyte gaat een samenwerking aan met lokale koren in een project dat gepresenteerd wordt nabij een zwembad. Ze reflecteert in haar werk over het belang van ruimte die in Brussel voorbehouden wordt aan vrijetijdsactiviteiten. Hamza Halloubi focust in zijn tentoonstelling op de vele blikken die van lichaam naar lichaam bewegen. Ze weerspiegelen de stad in de samenloop van verschillende verhalen, lichamen en waters.

Het stadslandschap inspireert, beïnvloedt en dit jaar besmet het haast de artistieke creaties. Walid Raad ontwerpt een tentoonstelling waarvan het parcours in de tuin van Maison des Arts in Schaarbeek start; in het Josaphatpark plant Sarah Vanhee in openlucht een publieke school in; Akira Takayama activeert een tijdelijke universiteit in fastfoodrestaurants in de stad. In deze stad bleven tuinen, parken en publieke plaatsen toegankelijk tijdens de maanden waarin de theaters en musea hun deuren moesten sluiten. Deze plekken circuleren nu in het uitgebreide netwerk van deze festivaleditie.

Circulatie kan niet altijd als een horizontale uitwisseling voorgesteld worden, integendeel, het werd regelmatig beschreven binnen asymmetrische machtsrelaties, cultuurverdringing of gewelddadige toe-eigening. Het is deze kant van besmetting die Amanda Piña belicht door op een indrukwekkende manier de rol van choreografie in de kolonisatie van Zuid-Amerika te doen herleven; Jaha Koo verbeeldt de invloed van de Westerse cultuur in zijn verhouding tot Zuid-Korea. De Thaise kunstenaar Korakrit Arunanondchai presenteert een expanded cinema-project in de voormalige Brigittinekerk. The Living and the Dead Ensemble reist door het heden en het verleden van Haiti en de relaties die het land onderhoudt met het Westen en Nadia Beugré verwijst naar het nalatenschap van de kolonisatie in de blik op het zwarte lichaam. Het theater wordt een lens op de geschiedenis en diens gelaagdheid.

Het theater is ook de plaats waar een lichaam op podium zijn autonomie verliest om besmet te worden door andere identiteiten, en om zich te transformeren tot een hybride ruimte voor het publiek. Okwui Okpokwasili ensceneert de relatie tussen twee vrienden uit de Bronx in de jaren ‘80, vertolkt door één acteur. De schrijver Edouard Louis stapt het podium op om zich als tiener te rehabiliteren, onder regie van Milo Rau. Nacera Belaza bedenkt choreografie als een energiegolf die van lichaam naar lichaam uitdijt. Marcus Lindeen voert verhalen op waarin veelvoudige identiteiten in hetzelfde lichaam huizen: de acteurs laten zich door geluiden leiden en belichamen levens die weigeren zich te laten reduceren tot een enkelvoudige verschijningsvorm.

Geluid heeft de kracht om te bewegen en ruimte te besmetten met iets wat er voorheen nog niet was. De Japanse kunstenaar Araki Masamitsu begeleidt de toeschouwer in een sonische performance die in staat is om de ruimte in de straten van Tokyo te transformeren. Joris Lacoste en ICTUS zetten een theater zonder lichamen neer en geven zo gestalte aan een archief van stemmen; Adeline Rosenstein ontwerpt een radio-onderzoeksproject dat zowel plaatsvindt op scène als thuis, in overeenstemming met hoe velen zich genoodzaakt zagen om in de laatste maanden ervaringen te delen vanop een afstand.

Vanuit het verlangen om zaken te delen, voorziet het festival dit jaar de mogelijkheid om verschillende onderdelen te ervaren zonder fysiek in Brussel aanwezig te zijn. Het volledige programma van theoretische ontmoetingen – van Sadiya Hartman tot Rolando Vasques – vindt dit jaar online plaats. Een virtueel online theater biedt aan iedereen de gelegenheid om een selectie van vijf voorstelling te volgen, van Léa Drouet tot Edouard Louis en Milo Rau, vanuit Brussel uitgezonden. Afstand is meer dan een kloof, het is ook een plaats waar men kan vertoeven, een plaats die men gezamenlijk kan innemen.

Afstand is eveneens een plaats die ingenomen wordt door dans. Met Space onderzoekt de Amerikaanse choreografe Faye Driscoll ruimte en nabijheid. Met Outrar reflecteert Lia Rodrigues op choreografie als iets dat van lichaam naar lichaam kan reizen. In een nagebouwde tuin presenteert Ayaka Nakama een choreografie waarin ze danst met de herinneringen van het publiek. Dans behoort aan niemand toe maar net zoals water circuleert het tussen lichamen.

Tijdens het festival in de maand mei transformeert de in Brussel gevestigde kunstenaar Pélagie Gbadguidi een voormalig kapsalon op het Sint-Katelijneplein in een zone voor ruilhandel waarin objecten en verhalen uitgewisseld worden die we niet langer nodig hebben. Zone de Troc weeft een ruimte van zorg, waarin een onderlinge afhankelijkheid van levens opnieuw gematerialiseerd wordt. Na maanden van noodzakelijke isolatie herinnert het ons op collectieve schaal aan de vitale praktijk van wederzijdse besmetting en wederzijdse zorg. We bestaan ook naast een onmogelijke autonomie; of misschien louter als waterlichamen.

 

Daniel Blanga Gubbay, Dries Douibi, Maart 2021

website by lvh